Wolfheze en de Japanse tuintjes
Op vakantie aan de westkust van de Verenigde Staten maakten we wandelingen door de nationale parken. Een magische ervaring, met bomen zo hoog dat je het einde niet kon zien en planten die ik slechts op het internet voorbij had zien komen. Uit dode boomstronken en omgevallen bomen bloeiden mossen, varens en kleine boompjes. Japanse tuintjes, zoals mijn vader ze noemde, verwijzend naar de levensechte Japanse tuin die we bezochten in Portland. In de parken werd oud hout niet weggehaald. De boswachter liep een rondje over de meest belopen paden, kijkend of er geen mammoetboom het loodje had gelegd tijdens een storm. Dat zal niet veel voorkomen, mammoetbomen zijn weerbarstige reuzen die zelfs natuurbranden kunnen weerstaan. Ze hebben die natuurbranden nodig voor de voortplanting, de zaden van de mammoetboom zitten in kegeltjes en komen pas tevoorschijn als de kegeltjes door hitte open barsten. Een zwartgeblakerde stam en de groei van jonge mammoetbomen zijn het enige dat herinnert aan vuur van vroeger.
Dode boom: nieuw leven
Mocht het toch wel voorkomen dat een mammoetboom op het pad belandt, dan wordt de boom zelf weggehaald. De geknapte onderkant blijft staan. De omgevallen boom wordt een huis voor regenwormen, duizendpoten en schimmels die zich te goed doen aan het hout. Na een tijdje is het (deels) verteerd en verrijkt met uitwerpselen en daar ontstaat de mogelijkheid voor mossen en later dennen en varens om te ontspruiten. In Redwood National Park groeiden volledig nieuwe bomen uit een omgevallen mammoetboom, ze stonden perfect op een rijtje. In Nederland blijft het meestal bij de Japanse tuintjes, compact en divers.
Oase van rust
In de herfst maakte ik een wandeling in de omgeving van Wolfheze en kwam ik zo’n tuintje tegen, op een bijzondere plek. Eerder in de Wolfhezer bossen vond ik een oase van rust gekleurd in rood en geel. Dicht bij het Fletcher hotel en een drukke weg liep ik in stilte over walletjes langs drooggevallen sloten. Ik heb nogal eens de neiging om in mezelf te praten of liedjes te neuriën tijdens het wandelen, maar deze route voelde te magisch en ik wilde me niet laten afleiden. De grond was bezaaid met bruin-oranje bladeren en met elke stap zakte mijn voet een beetje weg in de grond. Ik passeerde de Wodanseiken, een plek met de beroemdste eiken van Nederland, tussen de 450 en 500 jaar oud. Zoals het informatiebord aan de overkant vertelt trekken ze ‘al eeuwenlang romantici’.
Net zo’n woudreus
Met de ogen dicht snoof ik de houtige geur van het bos op en ik waande me naast de schilders die twee eeuwen geleden deze eiken vastlegden. Het is al bijna het einde van de wandeling als ik pal tegenover een omgevallen boom kom te staan. Onder alle mossen, paddenstoelen en varens zie je haast niet meer dat het ooit een boom was. Het is de ‘Duizendjarige Den van Wolfheze’, net zo’n woudreus als de mammoetbomen in de Verenigde Staten. Minstens 250 jaar oud, de precieze leeftijd blijft vooralsnog onbekend, in harmonie met de rest van het bos. Inclusief Japans tuintje.