Terug naar Nieuwsbrief 60

Rijn-, Splügen- & Apennijnen route (1/4)

In de vorige nieuwsbrief kondigden we de beschrijving van een nieuwe route aan. Deze ontstond naar aanleiding van het aanpassen van de Middenroute, de aanlooproute langs de E1 over de Gotthardpas naar de Via Francigena.

De Rijn-, Splügen- & Apennijnen-route beschrijft onderdelen die niet aan bod komen in de huidige versie van de Middenroute. Dit betreft onder meer de Noord-Vogezen op de grens van Frankrijk en Duitsland, de historische Via Francigena Renana door de Alpen en de verschillende mogelijkheden in de Tosca-Emilio Apennijnen. In deze eerste bijdrage lees je algemeenheden over de route en de aanloop-opties naar Trier, waar de route Duitsland binnenkomt. In de volgende bijdragen komen de andere delen van de route aan de beurt.

Een nieuwe route?

Door zijn gemeenschappelijke wortels met de Middenroute is deze dus niet helemaal nieuw. In zijn huidige vorm loopt ze maar voor ongeveer twintig procent samen met de Middenroute van Pelgrimswegen naar Rome. Specifiek aan deze route is dat ze al in de begin dagen van onze vereniging door enkelingen gelopen werd, maar nooit volgens het zelfde tracé. Bij de Via Francigena is het traject goed gemarkeerd, zijn de etappes nauwkeurig ingedeeld en is duidelijk waar je kan overnachten. Hier wordt echter meer aan het eigen initiatief overgelaten. Dit grijpt terug naar een manier van reizen die pakweg twintig jaar algemeen was omdat er gewoon geen andere opties voorhanden waren. Ze is tot stand gekomen op basis van reisverslagen van onze leden uit de begindagen, En op basis van een Zuid-Noord-route die ik voor het eerst in 2012 heb gewandeld en in de volgende jaren stelselmatig heb bijgewerkt. Dus ook in dit opzicht is het geen ‘nieuwe route’. Tenslotte zijn er talrijke bronnen die duidelijk maken dat de route al in gebruik is sinds de pré-Romeinse tijd.

Een Pelgrimsroute en toch weer niet

Basis voor de route vormt de Via Francigena Renana die van de monding naar de bron van de Rijn loopt en door de “Orobische Alpen” naar Bergamo voert. In de Apennijnen blijft de route de kam volgen tot hij in het zuiden van Umbrië afzwenkt naar Rome. Historisch gaat de weg langs de Rijn en de oversteek van de Alpen op de Splügenpas terug naar préhistorische tijden. Deze route bleef volgens lokale varianten tot op heden in gebruik. Zo is hij terug te vinden op wegbeschrijvingen en andere bronnen die middeleeuwse pelgrims ons nalieten. Op verschillende plaatsen stak de route de Povlakte over om na de Apennijnen op de uit Frankrijk komende Via Francigena aan te sluiten. De Via del Volto Santo die tussen Pontremoli en Bagni di Lucca gevolgd wordt was in de middeleeuwen een variant op de Via Francigena in Toscane. Als hedendaagse pelgrimsroute is de Via Francigena Renana niet volledig uitgewerkt zoals dat voor de Via Francigena wel gebeurd is. Een uitzondering vormt het deel van de route vanaf Chur in Zwitserland tot Piacenza aan de PO rivier.

Wat heeft deze route met andere routes gemeen?

De weg leidt naar Rome. De route kan je helpen om vanuit de Lage Landen naar Rome te wandelen of te fietsen. Hierbij moet je bekijken hoe je grote rivieren, de Alpen en de Apennijnen oversteekt en niet vastloopt op drukke verkeersassen of grote agglomeraties. Dat doen andere routes ook, het zijn routes die elkaar onderweg kruisen en die je kan combineren om je eigen route te maken..

Met of zonder tent, het kan allemaal. De nacht overbruggen, bevoorraden en terug op krachten komen is iedere dag een ander verhaal. Op de Rijn-Splügen-Apennijnen route kan het handig zijn een tent mee te nemen. Maar je kan ook uitsluitend op verschillende soorten onderkomens rekenen. Dat laatste vraagt wel wat meer planning maar daar staat tegenover dat er een hoop gerief niet mee in de rugzak hoeft. Vaak vertrekken mensen met een tent om ze bij de eerste en beste gelegenheid terug naar huis te zenden. Wat je ook kiest, een jeugdherbergpas en een pelgrimspaspoort zullen je onderweg van pas komen.

Een goede conditie is meegenomen maar je hoeft geen atleet of hooggebergte-specialist zijn. Voorbereid aan de start komen doet je meer genieten en minder afzien onderweg. Er bestaat geen route naar Rome waarbij je aankomt zonder af en toe je doorzettingsvermogen op de proef te hebben gesteld. Etappes kan je zelf indelen of variëren naar eigen vermogen. Maar als je een dagetappe van een twintigtal kilometer of zo’n zevenhonderd stijgmeters (met een enkele uitschieter naar dertig kilometer of duizend stijgmeters) aan kunt, dan ga je niet tegen de lamp lopen. Iedere berg die je over gaat houdt een zeker risico in. Maar als je weet waar de gevaren schuilen, beperk je deze. En op een zeker moment weet je wanneer je er beter aan doet rond de berg te gaan dan er overheen te klimmen. Gemiddeld zijn de fysieke vereisten dezelfde als voor de route van de Franciscaanse voetreis. Maar als je het aankunt en je hebt de nodige ervaring, kun je ook voor het hoge deel van de GEA kiezen of voor de steilere hellingen in de Bergamasker Alpen. Deze varianten zijn van het niveau dat nodig is voor de Alta via dei Monti Liguri of het Alpiene gedeelte van de GR5.

Houd rekening met de seizoenen. Ergens op je weg kom je onvermijdelijk de Alpen en de Apennijnen tegen; en op enkele uitzonderingen na gaat iedere route door de Povlakte. Het ene jaar is het andere niet, maar sneeuw kan je route blokkeren en hitte kan het je moeilijk maken. Hiermee moet je rekening houden als je je vertrekdatum vastlegt.

Het universum zorgt voor je. Wat als dit…? Wat als dat voorvalt…? Waar gij ik me te rusten leggen…? Soms moet je de problemen oplossen als ze zich aandienen en er niet op voorhand je slaap voor laten.

Waarin verschilt deze route van andere routes?

Niets wat hieronder aangehaald wordt zal altijd en overal met de realiteit overeenstemmen en dus voor discussie vatbaar. Maar hiermee willen we de voornaamste kenmerken van de route schetsen.

Het tracé staat niet in steen gebeiteld. Anders dan voor vele routes het geval is wordt er niet uitgegaan van een precies uitgelijnd tracé, maar van een aantal streken en plaatsen waar je doorkomt. Bijvoorbeeld natuurkundige obstakels die je moet omzeilen of stedelijke agglomeraties die je beter kunt vermijden om de sfeer niet te breken.

Naast een referentie-spoor, dat waar mogelijk langs gemarkeerde doorlopende paden loopt, worden een aantal varianten aangegeven. Zo kun je je pad aanpassen aan eigen vermogen en interesse. Daarnaast hebben we een spoor op basis van eigen ervaring dat vaak langs lokale wandel- of verkeersarme fietswegen loopt en dat de grotere bochten van het referentie spoor afsnijdt. En ten slotte is er je eigen inventiviteit. Nooit zijn de mogelijkheden beter geweest dan heden ten dage om zelf aan de slag te gaan met je route.

Het feit dat het uiteindelijk te volgen tracé slechts op een tweede plaats komt betekent dat dit evengoed een fietsroute als een wandelweg is. Het is pas bij de lokale uitwerking dat je hiermee rekening moet houden.

De kans is groter dat je een overspringende ree op je weg ontmoet dan een mens je pad kruist. Vooral de routes door Frankrijk en de Apennijnen zijn geen toeristische hotspots, al hebben ze geen gebrek aan historische en natuurkundige hoogtepunten. Dit betekent dat je dagen kan lopen zonder andere reizigers op je pad te kruisen en weinig of geen volk aantreft in de plaatselijke herberg. Sociaal contact ga je hier niet vinden, tenzij je als laatste etappe naar Rome de Franciscaanse Voetreis volgt, een route die populair is onder mensen uit de Lage Landen. Hier kun je loslopend wild en uitzonderlijke bloemenweelde ervaren. Veel dichter bij de natuur kan je niet komen.

De route verkiest het gebergte boven de vallei en loopt liever rond een grote agglomeratie dan erdoor. Grote agglomeraties houden we zoveel als mogelijk voor een citytrip, zodra de reis volbracht is. Om uit de buurt van een snelweg te blijven wordt er al eens omgelopen. Om de drukte te ontvluchten kom je automatisch in de bergen terecht. Waar andere routes de Alpen of Apennijnen via enkele passen oversteken, blijf je op deze route langer in de bergen en is het vaak wat meer op en neer.
Als je de aankomst wil bereiken is behendigheid met navigeren wel handig, al vormen de verschillende onderdelen wel een historische eenheid. Af en toe zijn er lokale verbindingstrajecten tussen twee uitgewerkte paden. Hiervoor moet je wel kunnen navigeren, hetzij met behulp van kaart en kompas, gps, slimme telefoon of je ingebouwde Intuïtie, hetzij een combinatie van deze.

De aanloop naar Trier

De route start in het Sint-Julianusgasthuis te Antwerpen, gesticht in 1303. Vandaag herbergt het Vlaams Compostella-genootschap hier pelgrims op doortocht op weg naar Santiago de Compostella of een ander pelgrimsoord. Maar de route zou evengoed op een andere plaats in de Lage Landen kunnen starten. De GR’s (grote routepaden) die in Antwerpen langskomen geven onderweg naar Luxemburg aansluiting op tal van andere GR’s, pelgrimspaden en LAW’s die uit de verschillende windstreken komen. Er worden twee sporen van Antwerpen naar Trier uitgewerkt op basis van GR’s, met enkele verbindingen over lokale wandelwegen. Beide zijn 460 kilometer lang en hebben een aantal stijgmeters in de zelfde orde van grote.

Het meest noordelijke spoor gaat over de GR5 en biedt aansluiting op de langeafstandspaden die uit Nederland komen. Deze route gaat door de Kempen en de Hoge Ardennen, het grensgebied tussen Ardennen en Eifel. De GR5 kan ook gelopen worden vanuit Hoek van Holland bij Rotterdam. In Rallingen (Rooljen), op de grens tussen Luxemburg en Duitsland gaat de GR5 verder zuidwaarts en is het een dag wandelen tot Trier aan de Moezel. Vanuit Rotterdam kan je ook nog langs de E8 lopen en via het Pieterpad in Maastricht op de GR5 aansluiten.

Het tweede spoor loopt over verschillende GR’s door Vlaams Brabant naar Hoei (Huy) aan de Maas en langs verschillende GR’s door de Ardennen waar de rivier Ourthe gevolgd wordt. Ze vertrekt in Antwerpen op de GR12 die van Amsterdam naar Parijs loopt. In Houffalize nemen de Luxemburgse langeafstandspaden het over om in Diekirch de GR5 te vervoegen. Dit spoor leent zich om vanuit Oost- of West Vlaanderen aan te sluiten.

De GR’s laten je alle mooie plekjes zien, maar ze bekommeren zich niet om tijdig in Rome aan te komen. Daarom kan het nuttig zijn hier en daar wat bochten af te snijden en langs lokale paden vooruit te komen. Routeplanners zoals bijvoorbeeld OsmAnd of Komoot kunnen je vooraf of op het terrein hierbij goed helpen. Je moet wel weten dat, om effectief met deze toepassingen om te gaan, je vooraf de nodige aandacht eraan moet besteden. Een voorbeeld van een geoptimaliseerd spoor is de route RASP (een herwerking van de Strada a Nord) die ik in 2012 gelopen heb en een zestigtal kilometers korter is dan het GR spoor door de Ardennen. Ook met de pelgrimsweg Via Brabantica kan je tussen Antwerpen en Hoegaarden wat kilometers uitsparen. Een goed planningshulpmiddel om je weg uit te stippelen zijn de Alta Via langeafstands wandelkaarten die naast nationale GR’s ook regionale paden en pelgrimspaden paden  weergeeft.

Waar vind je meer informatie?

De routebeschrijving is niet opgenomen op de website van de vereniging pelgrimswegen.nl maar kan je wel vinden op de site dolcevia.be  onder het menu routes > naar Italië. De webpagina’s worden gelijklopend met de bijdragen aan de nieuwsbrieven bijgewerkt.

Algemene informatie en aanloop-opties vanuit Nederland naar Trier vind je op pelgrimswegen.nl

Overnachten in Vlaanderen kan prijzig zijn. Denk daarom ook aan Vrienden op de fiets, welcome to my garden, en de adressen van het Compostelagenootschap, Voor Wallonië kan je de jaarlijks bijgewerkte gids Gilbert’s list raadplegen.

Een “metrokaart” met linken naar verschillende bronnen vind je hier.

In volgende bijdrage bekijken we de doortocht door Duitsland en Frankrijk tot aan de voet van de Alpen.