Terug naar Nieuwsbrief 62

Valangst

Hoogtevrees heb ik niet: bovenop een toren met een fatsoenlijk hek of op een vlak stuk bij een afgrond kan ik rustig in de diepte kijken. Maar als ik moet dalen op een stuk waar ik niet zomaar kan vallen… Bij het plannen van mijn wandelingen kijk ik naar verslagen en dan denk ik: oei, daar wordt het wel eng voor mij. Dit jaar ben ik toch een stuk verder gedaald dan ik dacht te kunnen.

In de periode van 2020 tot 2022 ben ik over de Middenroute vanaf Nijmegen tot net over de Gotthard gegaan. Langs de E8, de Eifelsteig in 2020, door Saarland en Pfalz en door het Zwarte Woud in 2021, van Konstanz tot Lavorgo in 2022. Het grootste deel vond ik mooi tot veel mooier dan verwacht: Europa heeft zo veel cultuur en natuur om van te genieten, mensen zijn zo aardig als je met een rugzak komt aanlopen. Echter vanaf de Titisee tot de Gotthardpas was het toch wel erg druk en  lawaaiig, de snelwegen, autowegen en spoorlijnen waren overal. Het lopen van de grote routes had ik vroeger vermeden, omdat ik nogal gevoelig ben voor veel herrie en ik dus liever niet in de buurt van snelwegen of van motorrijders op weg naar passen loop. Mijn eerste tocht naar Rome was zo gepland, meer over de berg dan door het dal en over een Alpenpas waar alleen wandelaars overheen kunnen, de Griespas.

Reden om vanaf Titisee in het Zwarte Woud dit jaar opnieuw te beginnen en richting van de Splügenpas te gaan. Ik wilde ook mijn historie nalopen: van 1998 tot 1993 woonde ik in Chur en we reden altijd met de trein vanaf Zürich langs de Walensee en Sargans daar naar toe. Door over Chur te gaan zou ik dan de afstand van mijn ene naar mijn andere woonplaats te voet overbruggen.

Mijn variant van Titisee naar Rapperswil liep ik in april/mei in acht dagen, de officiële route langs de E1 en een Zwitserse Jakobsroute neemt ongeveer evenveel tijd. Verder lopen had geen zin omdat er nog veel sneeuw lag op het volgende traject.

In juni weer naar Rapperswil met de trein, nog een ruime dag door de vlakte en dan mijn versie van de Middenroute. Ik liep over twee bestaande routes, de Walsaweg en de Via Splüga tot in Italië. Met wat kleine varianten en een verbinding in het midden over Chur. Het was vaak hoog, soms voor mij best riskant: daar liep ik dan alleen, met een rugzak van 7 kilo, een niet zo goede rechterknie, wat versleten voeten. Waar ligt de grens: omhoog ligt die heel ver. Ik liep in acht uur 1400 m omhoog over vrij goede paden. Ik liep twee dagen later 1200 m omlaag, omdat een weg was afgesloten in verband met boswerkzaamheden en ik dus een stuk om moest. Van het omhoog lopen had ik de volgende dag geen last, van het omlaag lopen wel in mijn voeten.

Waar wordt de valangst een probleem: als het pad vlak langs een afgrond loopt, zo vlak er langs dat je niet meer moet struikelen. Vooral een probleem bij dalen, want naar boven glijd ik toch nauwelijks uit. Tot aan Thusis was dat geen probleem, met goede paden op een klein stukje boven Quinten na. Na Thusis begint de Via Spluga, die door de Via Mala en over de Splügenpas naar Chiavenna gaat. Boven de Via Mala liep het pad vaak vlak bij de afgrond. Er waren wel vrij veel mensen aan het lopen, dat scheelt dan in mijn angst: anderen vinden het kennelijk niet eng en als me wat gebeurt komt er wel iemand… Lastig zijn riviertjes langs steile hellingen: de weg loopt vaak naar beneden naar het riviertje, aan de andere kant weer omhoog, veel erosie, dus 20-30 m moet je gewoon maar snel doorlopen, stokken niet gebruiken want daar is geen ruimte voor. Je ziet er zelden foto’s van, want iedereen loopt er zo snel mogelijk aan voorbij. Daarentegen zie je overal foto’s van de mooie combi hangbrug / trap over de Traversinertobel. Die is helemaal niet gevaarlijk. Een stukje verder was de oude weg niet meer beloopbaar en ging het steil omhoog langs een slecht onderhouden paadje. Ik besloot voor 2 kilometer autoweg te kiezen, op een stukje dat alleen bereden werd door toeristen die naar een uitkijkpunt middenin de kloof wilden.

Dan twee dagen later de Cardinellokloof waar voor gewaarschuwd wordt, omdat het pad boven een zeer diepe kloof loopt. Maar: daar is het pad bijna overal breed uitgebouwd, je moet een paar keer oppassen met een paar smallere passages, en bij regen en onweer moet je de route niet lopen, want uitglijden is dan vrij makkelijk. Maar het is vergeleken bij de Via Mala een makkelijke route. Voor mensen met hoogtevrees is het echt een slecht idee, voor mensen met valangst is het geen probleem. Ik kwam in Isola aan, in de Locanda Cardinello, opeens een herberg vol wandelaars met een waard die een mooi verhaal vertelde over de tijd dat zijn familie de goederen van karren op muilezels en sjouwers over laadde om van Isola noordwaarts tot aan Thusis een traject van 40 km te overbruggen, in tegenrichting van mijn eigen tocht.

Van Isola naar beneden tot Chiavenna ging het nog weer eens 1250 m omlaag. Een zeer afwisselende tocht na alle eerdere ervaringen met smalle paadjes. Deze laatste dag ging over graniet, niet glad. Maar wel veel steenslaghellingen: omlaag en nog eens omlaag stappen, vaak net 10 cm lager stappen dan aangenaam en vallen zou niet tot een val in een afgrond leiden, maar wel op neerkomen op hele grote harde stenen.. Gelukkig met afwisseling van stukken vlakker bospad, waar je eens twee stappen kon zetten zonder te kijken op welke steen te stappen.

Ik wist niet dat ik het in me had, maar ben wel trots dat ik het heb gehaald met maar een paar stukken over de weg in plaats van over het pad. De route over de Splügenpas is rustiger dan over de Gotthard, op een paar kleine stukken na is het valrisico beperkt. Volgend jaar verder, langs het Comomeer naar Pavia.