Terug naar Nieuwsbrief 64

De Splügenpas-route naar Rome (slot)

Door Luc Gregoir

In voorgaande Nieuwsbrieven beschreef ik eerdere delen van de Splügenpas route, een weg door de bergen van Antwerpen naar Rome. In dit slotdeel behandel ik het routedeel vanaf de Passo della Cisa tot Rome waarin we de Apennijnen blijven volgen tot aan het klooster La Verna. Daar brengt één van de Franciscuswegen ons naar Rome. Verschillende andere routes kruisen deze route, waarmee ze gecombineerd kan worden. Er is een referentie-traject uitgewerkt dat zo veel mogelijk gemarkeerde paden volgt naast een aangepast traject dat een aantal afkortingen maakt. Details van de voorafgaande routedelen door de Noord-Vogezen, het Zwarte woud en de Alpen en een gedetailleerde beschrijving van dit traject zijn te raadplegen op de website dolcevia.be.

Door de Appennijnen
Het feit dat de G.E.A. in zijn aanloop geen evidente route is, wil nog niet zeggen dat we de Apennijnen hier links moeten laten liggen en (zoals de Via Francigena) naar de kuststreek uitwijken. Voor de referentie-route is gekozen voor twee andere routes: de Via del Volto Santo en de Cammino di San Bartolomeo, die op elkaar aansluiten. Deze routes liggen lager en technisch zijn ze geen issue meer.
Dit biedt ons de kans verderop weer aan te knopen bij de G.E.A., die daar minder hoge eisen stelt.
Op de Passo della Cisa blijven we nog even de Via Francigena volgen voor een forse afdaling naar Pontremoli. Hier gaan we over op de Via del Volto Santo in Lunigiana en Garfagnana. Bestemming van de route is Lucca, een belangrijk middeleeuws pelgrimsoord voor de toewijding aan het Heilig Gezicht, het houten kruisbeeld dat in de kathedraal van Lucca wordt tentoongesteld. Volgens een legende zou het gezicht van het kruis met tussenkomst van een engel tot stand zijn gekomen. In 782 kwam dat kruis met een schip in Luni nabij het huidige Sarzana aan land en viel het na een reeks incidenten in de handen van de bisschop van Lucca. Daarna werd Lucca een populaire bestemming voor Europese pelgrims. Sinds de vroege middeleeuwen is deze pelgrimsweg het alternatief door de bergen voor de kustroute van de Via Francigena die terug gaat op de Romeinse Via Clodia Nova. Over de Tea-pas (waar de Aulella-vallei
overgaat in de Serchio-vallei) loopt de weg naar Lucca die we tot Bagni di Lucca volgen. Aanvankelijk loop je langs stille wegen en middeleeuwse dorpen in het verdoken Lunigiana tot je het belangrijke oude wegenknooppunt op de Tea-pas bij de Colle d’Argegna bereikt. Op deze plaats heeft men de ruïnes van een elfde-eeuws hospitaal blootgelegd. In de dertiende eeuw werd het volledig herbouwd en in de opvolgende eeuwen sterk uitgebreid tot het in 1616 verlaten werd. Hier was ook het kruispunt voor pelgrims die, komende uit Rome naar het Noorden of Santiago verder trokken.

Pelgrims wegwijzer op de Passo di Tea

Garfagnana-vallei. Het ziekenhuis bevond zich op een plateau boven de stad Regnano, op het kruispunt tussen de Serchio-vallei en de Aulella-vallei. Hier ligt de Tea-pas, eeuwenlang het kruispunt voor de wegen naar Santiago en het noorden totdat het wegennetwerk naar de vallei verhuisde. Over de pas daalt de route langs de Serchiorivier in de Garfagnana. Een schitterende vallei met rijke cultuur en natuur tussen twee bergkammen, de Alpi Apuane en de Appennino Tosco-Emiliano. Deze twee bergketens hebben bergtoppen boven de tweeduizend meter, hetgeen mooie panorama’s oplevert.  Bij het naderen van de voornaamste plaats van de streek, Castelnuovo di Garfagnana (6000 inw.), wordt de vallei nauwer en moet je gedurende een viertal kilometer de weg delen met het gemotoriseerd verkeer. Wil je dat vermijden, dan kan je in Viletta de trein naar Castelnuovo nemen. De via di Volto Santo buigt hier af naar Lucca maar in Bagni de Lucca wisselen we deze route voor de Cammino di San Bartolomeo die ons weer zal laten uitkomen op de G.E.A. We wisselen er de Serchio in voor de bergrivier de Lima. We bevinden er ons bij de beroemde elfde-eeuwse Ponte del Diavolo of Ponte della Maddalena, de iconische asymmetrische brug die de Serchio rivier overspant.

Garfragnana met op de achtergrond de Alpi Apuane

San Bartolomeo
San Bartolomeo is een van de twaalf apostelen en patroonheilige van Cutigliano. Veel kerken en traditionele feesten zijn er aan hem gewijd. De Cammino di San Bartolomeo volgt deels de oude pelgrimsweg die de Apennijnen overstak langs Abetone, maar hier volgen we het lager gelegen deel. De route loopt grotendeels over muilezelpaden en bergpaden, waarbij de stukken over asfaltwegen tot een
minimum beperkt zijn en geen bijzondere moeilijkheden opleveren. Ook hier kom je vaak langs bruggen met dezelfde architectuur als de duivelsbrug, zij het dan op kleiner formaat. Van de Garafagnana zijn we in de Appennino Pistoiese beland met zijn uitgestrekte bossen met vele variëteiten tamme kastanjebomen. We lopen langs de wilde Lima waarvan de flanken langs beide zijde van de rivier steil
omhoog lopen. Naast de rivier loopt de SS12 die naast de rivier weinig plaats overlaat voor landwegen zodat er hogerop gezocht moet worden naar rustige paden die de juiste richting volgen. De Cammino di San Bartolomeo volgt de noordelijke flank en het aangepaste tracé (dat een tiental kilometers korter is)
loopt over C.A.I. paden op de zuidelijke flank. Middeleeuwse wegen die de oude pelgrimspaden kruisen zijn hier weer in ere hersteld. Het is hier redelijk eenvoudig overnachtingsplaatsen te vinden, als je er niet op rekent te bivakkeren.

Brug over de torrente Torbecchia in de Valle Lune

Langs de G.E.A. naar La Verna
Waar de Cammino di San Bartolomeo aan de afdaling naar Pistoia begint loopt hij over de Sentiero ‘00’ die hier op de G.E.A. uitkomt en even verder uitkomt op de Passo della Collina, ofwel Collina Vechia. Deze pas ligt op de Via Francesca della Sambuca die sinds 1134 Bologna met Pistoia verbindt en tot het Via Francigena netwerk behoort.
Vanaf dit punt verlaten we voor enkele dagen de bewoonde wereld en tot La Verna komen we – met Montepiano als enige uitzondering – niet langer door dorpen. We lopen over het pad dat zich kilometers voor je uitstrekt over de bergkammen. Om de paar dagen wordt het pad onderbroken door de wegen die
over de verschillende passen tussen de Po Vlakte en Tyrreense zee lopen. Op deze plaatsen bevindt zich gewoonlijk een bar met hotelletje waar de vrachtwagenchauffeurs of motorrijders rust nemen na hun slingerweg door de bergen. Een bijzondere plaats is de Passo Della Futa, met het indrukwekkende
Duitse kerkhof. De verschillende kerkhoven die het resultaat zijn van de hevige gevechten rond de Gothic Line (Gotenstellung) tijdens WOII werden hier samengebracht.
Op de Passo della Futa kruisen we de Via degli Dei van Bologna naar Firenze.. De Via degli Dei is ook onderdeel van de Oostelijke route van Pelgrimswegen. Het is op de volgende pas, de Giogo pas, waar op 18 september 1944 de zware Amerikaanse bombardementen de ineenstorting van de Gotische Lijn
markeerden. Ook de hele vegetatie werd weggebombardeerd, zodat er tot twintigjaar later enkel een kale bergtop overbleef. Voor we La Verna bereiken trekken we door het groene nationale park Foreste
Casentinesi
. Een dicht beukenbos waar we in de lente door de verschillende seizoenen heen lopen. Waar de beuken op de lagere hoogte al volop in blad staan zijn de knoppen op grotere hoogten nog niet open en liggen er nog sneeuwvelden. Ook als fauna-liefhebber kom je hier aan je trekken. Een slurpend
everzwijn aan je tent kan je ochtendhumeur misschien bederven, maar wat is er heerlijker dan te ontwaken met het burlen van een edelhert op de achtergrond?
Met de Benedictijner kluizenarij van Camaldoli treden we binnen in het land van Sint Franciscus die hier na zijn Midden-Oosten reis kwam uitrusten.

La Verna

La Verna is het belangrijkste en meest noordelijk gelegen klooster van Sint Franciscus. Het is lang niet de enige plaats waar hij verbleven heeft. In het begin van de jaren negentig is een inventaris gemaakt van de plaatsen die een rol hebben gespeeld in het leven van de Heilige en waarvan het merendeel zich in Umbrië bevindt. Het resultaat hiervan is de reisgids UMBRIË in de voetsporen van Franciscus. Mede op basis van dit werk is door de Nederlander Kees Roodenburg de wandelroute Een Franciscaanse Voetreis ontworpen die hiermee pionierswerk verrichte.  De route van La Verna naar El Greco werd uitgebreid met een aanloop vanuit Firenze en loopt voorbij Rieti verder door de Monti Sabini naar Rome. In 2018 werd het fonds van deze route overgedragen aan Pieter Quelle en Ruud Verkerke die zowel de route als de gids actualiseerden. Hierbij werd ernaar gestreefd om zoveel mogelijk verharde wegen te vermijden, vooral in Lazio een uitdaging. Een tiental routes werden in de volgende jaren opgezet die allemaal min of meer dezelfde plaatsen aandoen als de Franciscaanse Voetreis maar lokaal anders lopen. Voor de referentie route hebben we ons gericht op La Via di Francesco waarvan het GPS-spoor vrij beschikbaar is, De goed verzorgde gids van de Franciscaanse Voetreis biedt enige houvast in het woud van wegmarkeringen die je onderweg zult aan treffen. 

Over Farfa naar Rome Voor het aangepast traject kiezen we voor de CAI weg ‘Sentiero 50’ die via Le Celle di Cortona en het Trasimeense meer naar Assisi loopt. Dit traject wijkt af van de routes die de Tibervallei volgen, maar het betekent niet dat we Sint Franciscus links laten liggen.  Op de Sentiero 50 mis je dan wel het intieme klooster van Monte Casale nabij Sansepolcro, maar je komt wel voorbij het novicen klooster van Le Celle uit de eerste helft van de dertiende eeuw. Enkele kilometers verder ben je in Cortona, de Etruskische stad die al floreerde toen Rome nog gebouwd moest worden. Op het eiland Isola Maggiore in het Trasimeense meer bracht de heilige zijn veertigdaagse vasten door. Nadat je achter Perugia over de Monte Tezio loopt kom je in Assisi weer bij de andere Franciscus wegen. In Cortona heb je de mogelijkheid om over te gaan op de Via Romea Germanica die meer westelijk naar Rome gaat. Bij het verlaten van Umbrië is het nog enkele dagen lopen door Sabina in de regio Lazio om Rome te bereiken. Onderweg is het Benedictijner klooster van Farfa nog een halt waardig. De abdij van Farfa werd volgens de traditie rond het midden van de zesde eeuw gesticht door de abt Lorenzo, een heilige die oorspronkelijk uit Syrië kwam. Deze abdij kent een woelige geschiedenis, waarbij ze zowel een wereldlijke als kerkelijke rol vervulde. Bijzonder is ook het scriptorium met werken uit de elfde en twaalfde eeuw. Op het einde van de route loop je over de Via Nomentana Rome binnen, wil je echter de overgang met de grootstad niet te abrupt maken kan je er nog voor kiezen langs het fietspad door de parken Ada en de Villa Borghese naar de oevers van de Tiber te stappen.  

Abazia di Farfa